Twee minuten stilte

Deze column is geschreven op 4 mei…
Verhalen uit de Tweede Wereldoorlog ráken me. Ik hoor er zoveel over dat ik wel een boek zou kunnen schrijven. Welke onmogelijke keuzes hebben mensen moeten maken? Ik zit vaak aan tafel als mensen over hun gruwelijke oorlogsherinneringen praten. Er zijn gebeurtenissen die zij nog dagelijks op hun netvlies zien. Geuren die ze ruiken of geluiden die ze horen, doen hen nog altijd terugdenken aan de oorlog. Zij hebben bommen zien vallen, hun dierbaren zien worden weggevoerd, zelfs geëxecuteerd. Zij hebben honger geleden, onderdak geboden aan onderduikers met gevaar voor eigen leven, doodsangsten uitgestaan op zoek naar eten.

Ik besef dat het nog een paar jaar duurt en dat er dan niemand meer uit eigen ervaring de gebeurtenissen kan navertellen. We mogen de slachtoffers van de oorlog niet vergeten. En daarom herdenken we hen. Tijdens de Dodenherdenking voelt het jaarlijks als een eer dat ik daar mijn bijdrage aan mag leveren als de ‘spreekstalmeester’.

Sommige verhalen spreken bijna tot onze verbeelding. Maar alle verhalen die ik hoor, zijn waargebeurd!

Ik krijg een paar blaadjes in mijn handen gedrukt. ‘Als ik er niet meer ben en jullie willen iets over mij vertellen. Ik heb het zelf maar op papier gezet….’. Het verhaal over een oudere man. Die zijn eigen ervaringen uit de oorlog in een kladblok schreef. Over de tijd dat hij een jongeman was, die weigerde zijn vrouw en pasgeboren baby te verlaten. Die onderduikt in zijn eigen huis. Die tijdens razzia’s in zijn eigen schoorsteen kruipt. Een buurtgenoot die hem door het raampje boven de voordeur tóch ziet, maar hem nooit verraadt. Hij is hem eeuwig dankbaar.

Het verhaal over de moeder, haar zoon wordt afgevoerd naar Duitsland. Hij komt nooit meer terug. Heel haar leven laat zij de achterdeur open. Als hij thuiskomt, mag hij niet voor een gesloten deur staan. Zij sterft zestig jaar later. Met de achterdeur open.

De jongen die afgevoerd wordt. Zijn broer, die besluit met hem mee te gaan, omdat ze samen sterker zijn. Maar dan, op het moment dat ze in de haven over de boten verdeeld worden, moet de ene in het ene schip, de ander in het andere schip. Ze zien elkaar nooit meer.

Al die mensen, die lopend op blote voeten onder de vlooien en maden terugkomen uit Duitsland. Doordat ze onderweg naar de kampen van treinen zijn gesprongen of doordat ze ontsnapt zijn uit de kampen. Ze slapen in schuren, in greppels langs de weg. Ze eten planten en drinken regenwater. Zij zijn dolblij hun familie weer te zien, maar hun eigen kinderen herkennen hen niet. Zo sterk zijn ze vermagerd, zoveel kilo afgevallen. Dat doet pijn.

De alleenstaande moeder. Haar man is tewerkgesteld in Duitsland, zij heeft de zorg voor drie dochters van acht, tien en twaalf jaar oud. Het is hongerwinter en ze heeft al het eetbare al aan de kinderen gegeven zonder dat ze zelf iets nam. Als er niks meer is, besluit ze dat ze haar kinderen naar het oosten van het land moet sturen. Dáar is eten, daar hebben ze een kans om te overleven. ‘Volg het spoor’, zegt ze tegen hen. Onderweg ontmoeten ze Duitse soldaten die hen seksueel misbruiken. Gelukkig worden ze later wel herenigd. Maar de meisjes zijn voor het leven getekend. De moeder trouwens ook.

Al deze, van mond tot mond overgeleverde, gebeurtenissen vormen een verhaal, maar zelfs krampachtig zwijgen vertelt een verhaal. Het maakt niet uit, met of zonder woorden. Hoe gruwelijk ze ook zijn: wij moeten de verhalen over de oorlog levend houden. Omdat ze ons steeds doen beseffen wat leven in vrijheid echt betekent. We moeten naar de verhalen luisteren, ze opschrijven en doorvertellen, omdat het nooit meer mag gebeuren.

Elk jaar ben ik op 4 mei twee minuten stil. Wat zijn nou twee minuten van onze tijd? Voor hen die deze vreselijke gebeurtenissen mee moeten dragen. Voor hen die die tijd nooit meer hebben gekregen.

 

 

Facebook
WhatsApp
LinkedIn