Ik mag weer spreken op een uitvaart. Zoals gewoonlijk zet ik de avond van te voren al mijn spullen klaar. Mijn map met speech is klaar, er staan drie paar schoenen klaar (een paar voor het autorijden, een paar voor binnen, een paar voor buiten) Mijn jurk en panty hangen klaar. Mijn jurk daar wil ik het wel eens even over hebben. Mijn jurk heeft van boven geen inkijk en valt over de knie. Altijd. Dat heeft twee redenen. De eerste reden is dat ik nogal preuts ben. De tweede reden is dat ik het überhaupt niet gepast vind om tijdens een uitvaart met een veel te laag decolleté te lopen of een veel te korte jurk.
We hebben een afscheid van een redelijk jonge vrouw die bij haar ouders woonde. Bij haar geboorte waren meerdere complicaties. Later bleek het moeilijk te zijn om een opleiding te volgen. Gelukkig waren haar ouders meer dan goed bemiddeld en konden zij altijd de juiste begeleiding en hulp inkopen voor hun dochter. Ze zorgen dat ze thuis haar eigen winkeltje huis krijgt. Ze verkoopt er het hele jaar door groenten en fruit. En er is altijd iemand bij haar. Dan wordt ze ziek en overlijdt ze. Haar ouders zijn intens verdrietig. Het is hun enige kind.
Er zijn vele familieleden aanwezig, jammer genoeg heeft ze zelf geen vrienden. Haar ouders wel. Vele mensen uit het bedrijfsleven en ook de ‘notabelen’ uit het dorp. Laat ik ze zo maar even omschrijven. De mannen strak in pak, de dames deftig gekapt. Hun gemanicuurde handen houden dure tasjes vast. Tasjes die uiteraard matchen bij de juiste kleding. Juist van deze, vaak goed opgeleide mensen, mag ik toch wel wat tact verwachten. Maar helaas…
Na afloop van de plechtigheid hoor ik, als de mensen hun jassen aandoen, iemand zeggen: ‘Voor zo’n kind, heeft ze toch een mooie uitvaart gehad’.
In mijn hoofd duizelt het. Wat zegt ze nou? Zegt ze nou echt: ‘Voor zo’n kind?’ Zijn er gradaties dan wie wel of geen waardig afscheid moet hebben? Ik dacht het niet! Hoog of laag opgeleid, dik of dun, rijk of arm. Iedereen heeft recht op een mooi afscheid. Het lijkt wel alsof ze het niet had verwacht. Eigenlijk proef ik nog iets ergers: namelijk alsof ze het deze mensen niet gunt. Want ook al had hun dochter geen opleiding genoten, ook al had hun dochter geen plaatsje op de maatschappelijke ladder. Ze was hún dochter, ze was lief, ze was puur en was goed voor anderen.
Ik sta samen met de uitvaartondernemer rustig te wachten totdat iedereen zijn jas aan doet om naar de begraafplaats te gaan. En dan komt juist díe vrouw op mij afgelopen. Ze zegt dan: ‘Ik wilde even wat tegen je zeggen. Het was best een mooi verhaal, maar één ding moet je wel weten: ik zie je slip, want jij zit bijna in je blote kont’.
Ik word rood tot achter mijn oren. Ik had alles verwacht. Dat ze het verhaal niet goed vond, wel goed vond, dat ze de muziek misschien te hard vond staan of dat ze het niet mooi vond. Ik had álles verwacht. Maar géén reactie dat ik in mijn blote kont zit. De uitvaartondernemer houdt zijn lach in en ik zie dat hij ook niet weet wat hij moet zeggen. Als hij de situatie niet meteen redt, denk ik dat hij zou gaan schateren van de lach. Hij tikt me op de schouder. ‘Kom Wendy, we gaan’, zegt hij. We lopen samen weg en hij zegt me: ‘We hebben het er zo nog wel over’.
Als we na de begrafenis weer terugkomen hebben alle gasten nog de mogelijkheid om de familie te condoleren. Terwijl zij de zaal ingaan, vlieg ik de keuken in. Op alle mogelijke manier ga ik op een stoel zitten. Met mijn benen naast elkaar, mijn linkerbeen over mijn rechterknie, mijn rechterbeen over mijn linkerknie. Ik vraag de dames van de catering of ze mijn onderbroek kunnen zien. Ze denken dat ik gek geworden ben. Nee, natuurlijk zie je niks!
Dan komt de uitvaartondernemer binnen. Hij moet zo lachen en vraagt wat ik aan het doen ben. Ik leg uit dat ik op alle mogelijke manieren op een stoel ga zitten om dan te zien of ik dan ‘inkijk’ heb. Hij gaat nog harder lachen. Dan zegt hij: ‘Weet je niet wie dat was? Nee, dat weet ik niet. Hij vertelt dat ze een dame is die altijd commentaar heeft. Alsof ze alles zeggen mag. Hij kent haar al veel langer en heeft haar al veel vaker meegemaakt. Na elke begrafenis komt er wel een sneer. ‘De uitvaart was mooi, maar je schoenen kraken’. ‘De uitvaart was mooi, maar je nekharen zijn te lang’.
Maar deze? ‘De uitvaart was mooi, maar ik zie je slip want jij zit bijna in je blote kont’. Nee, die had hij nog niet gehoord! We schrijven ‘m maar op ons lijstje van ‘bijzondere gebeurtenissen op een uitvaart waar we erg om konden lachen’. Maar geloof me. Mijn jurk is echt niet te kort.