Mijn oma en ik

Dit is mijn oma. Mijn oma en ik, toen ik nog klein was. Gisteravond moest ik al aan haar denken toen ik toevallig vanuit Zierikzee naar huis reed. Hoe was dat 67 jaar geleden, ook op een vrijdagavond? De avond dat het zo hard stormde? De vooravond voor ‘de Watersnoodramp van 1953’. De mensen gingen naar bed en wisten niet wat ze te wachten stond.

Vanochtend werd ik wakker en moest ik weer aan oma denken…. Toen ik wakker werd in mijn warme bed, zo mijn sloffen in kon stappen en een warme douche kon nemen. Hoe beleefde zij 67 jaar geleden deze dag? Hoe bracht zij als jonge zwangere vrouw met haar 8 kinderen en haar man die dagen door in haar huis? Het huis dat later mijn ouderlijk huis zou zijn. De gang waar de voordeur uitsloeg door het krachtige water. Als ik vroeger als jong meisje de trapleuning vastpakte, dacht ik vaak, ‘hier ‘gooide’ oma mijn moeder, die nog net geen jaar was, naar haar broers en zussen omdat ze opa moest redden’. (Opa, die ik overigens nooit gekend heb omdat hij al overleed toen mijn eigen moeder nog klein was. En ik weet niet of dat ‘gooien’ echt zo was. Misschien heb ik dat er als klein kind bijgedacht).

Oma vertelde maar mondjesmaat verhalen, ze had het meer over praktische zaken. ‘Dit is ván vóór de Ramp, en dit is van ná de Ramp’. Of ze zei ‘foto’s van voor ’53? Die heb ik niet meer, dat is verdronken met de Ramp’. Maar op een dag als deze besef ik dat ik haar nog meer had willen vragen. Hoe zij zich voelde, hoe zij zich over haar kinderen ontfermde, hoe ze ze gerust moest stellen. Wat doet dat met een moederhart? ‘Gelukkig’ heb ik verhalen gehoord van mijn oudere tantes, gelukkig zijn er verhalen opgeschreven, zodat ze nooit verloren gaan. En ik zal ze doorvertellen… omdat ik het belangrijk vind dat we dit nooit vergeten.

Die avond was oma’s oudste zoon gaan kaarten, een paar huizen verder in de weg. ’s Avonds laat klapperden de blinden tegen de muren, de wind gierde om het huis. Toen opa buiten wilde gaan kijken stapte hij zijn bed uit, in het water. Opa en oma sliepen beneden, ze haalden mijn moeder uit haar ledikantje. Boven vertellen ze de andere kinderen dat ze in bed moeten blijven en ‘Wees Gegroetjes’ moeten bidden. Opa wil naar beneden om een kistje met belangrijke spullen te halen, oma wil óók naar beneden om eten te halen. Maar dan slaat de voordeur uit de sponning. De deur klapt op opa. Het water staat in de gang. Oma kan opa’s hand nog grijpen en ze trekt hem naar boven. En dan zitten ze met zijn allen op zolder. Wat gaat er gebeuren? Zal het huis het houden? Als ze naar buiten kijken, zien ze alleen water en water… De huisje díe er stonden, staan er níet meer. Ze weten dan al dan vele mensen zijn verdronken.

Als het weer dag wordt, kunnen ze buiten op het platte dak staan boven de keuken. Ze zwaaien met zakdoeken naar het huis waarvan ze weten dat mijn oom daar is. Hoe moet het als moeder voelen als je gezin dan niet compleet is? Omdat er teruggezwaaid werd, gingen ze er vanuit dat ze ongedeerd zijn. Later zien ze hoe zij worden opgehaald met een bootje.
Hoe vertel je je kinderen dat er geen eten en drinken is? Ze hadden slechts éen weckfles met peertjes (voor mijn gevoel bij oma uit de kelder, waar vroeger meer lekkere dingen stonden). Ze ‘dronken’ gesmolten hagelsteentjes. Mijn oudste tantes zingen liedjes en zo proberen ze de honger en de dorst te vergeten. Maar de dag gaat weer over in de nacht en ze zijn nog steeds niet gered.

Op maandag komen er vliegtuigen over. Ze droppen voedselpakketten, maar ze vallen in het zoute water. Niemand kan er bij. Ze droppen bootjes, maar ook die vallen niet op het platte dak en belandden in het water. Aan het einde van de middag komen dan gelukkig ‘hun redders’. Ze worden in een bootje meegenomen naar droog gebied. Iedereen moet stil zijn, maar dat word je vanzelf, vermoed ik, als je mensen, dieren, en spullen voorbij ziet drijven. Iedereen hoopt veilig aan te komen… volgens mij zijn er nog nooit zo veel gebedjes gebeden…

‘Op durp’, zoals wij dat noemen, worden ze opgevangen, en daar horen ze welke mensen er verdronken zijn. Familieleden van opa en oma, klasgenootjes van mijn ooms en tantes. Het is onvoorstelbaar wat een leed. Later blijkt dan 10% van de bevolking in het dorp is verdronken. Complete gezinnen, baby’s, pubers, jong volwassenen, oude mensen… het is bijna niet voor te stellen…..

Oma en opa hadden ‘het geluk’ dat hun eigen gezin compleet bleef. Maar velen hadden dat niet.

De Watersnoodramp van 1953 komt terug in vele verhalen. Het is een gebeurtenis waar niet vaak over gesproken wordt. Bij de mensen die het hebben meegemaakt, heeft het zo’n impact gemaakt dat het voor eeuwig op hun netvlies staat. Ze zijn bang voor storm, voor springtij. Ze hebben nog altijd een koffertje klaar staan. Voor het geval er geëvacueerd moet worden. Ze denken er altijd aan, maar kunnen er echt niet nóg eens over praten.

Ik ben wel dankbaar dat oma er over vertelde, dat mijn tante dingen heeft opgeschreven, dat andere tantes er over vertelden. Zodat we de verhalen nooit vergeten.

Facebook
WhatsApp
LinkedIn