Het is al een paar jaar geleden dat ik op gesprek ging bij een wat oudere man. Toon. Toon is ziek, wil niet meer behandeld worden. Het is goed geweest voor hem. Hij heeft geen vrouw meer, zijn kinderen zijn volwassen en kunnen op eigen benen staan. Hij gaat plaatsmaken op deze aarde voor andere mensen, zo zegt hij zelf. Hij wil zelf beslissen op welk moment Zijn Dag komt; de dag dat hij doodgaat. We maken samen het verhaal voor zijn afscheidsplechtigheid. Het ligt nog vier jaar in de kast, totdat ik een telefoontje krijg.
Het is dinsdagmiddag half vijf als ik alvast de aardappelen schil. De kinderen moeten sporten, ik probeer het eten op tijd klaar te hebben. Het is Toon. ‘Dag Wendy’, zegt hij. ‘Je spreekt met Toon, ken je mij nog?’ Natuurlijk ken ik hem nog. ‘Ik weet het nog, u heeft in Nieuw-Zeeland gereisd en over die mooie reizen hebben we destijds samen uitgebreid gesproken.’ Toon was iemand die je niet kón vergeten. Een man die zijn leven op zijn eigen manier leefde, die graag buiten de lijntjes liep, die mensen choqueerde door zijn uitspraken. Maar ik ben wel wat gewend. Ik ben niet snel van mijn stuk gebracht. Omdat hij mij belt, vermoed ik dat Zijn Dag nadert….
Hij stelt mij de vraag: ‘Heb je aankomende woensdag tijd om tijdens mijn crematie het verhaaltje voor te lezen dat je destijds geschreven hebt?’ Normaal gesproken zou je mond openvallen van verbazing, maar bij Toon gebeurt me dat niet. Deze manier past zo bij hem. Ik antwoord hem: ‘Natuurlijk wil ik dat, maar ik begrijp dat u dan deze week kiest voor een vrijwillig levenseinde?’ ‘Dat klopt’, zegt Toon, ‘ik ga God een handje helpen. Ik ben er klaar mee, donderdag gaat het gebeuren. Ik kijk ernaar uit’.
En donderdag gebeurde het ook. Op vrijdag ontving ik zijn handgeschreven envelop met daarin zijn rouwkaart.
Toon was een bijzondere man. Hij leefde op zijn eigen manier. Hij ging dood op zijn eigen manier. Hij kreeg een afscheid. Op zijn eigen manier. En dat besefte ik ineens heel goed toen ik een halfuur van tevoren pas kennis maakte met zijn enige zus en haar man. Die stelden mij de vraag of mijn verhaal netjes zou zijn, of er geen gekke grappen in verwerkt zaten? Ik schrok, want hé, ik beschik nog wel over een beetje tact. We gaan niet lopen dollen op een afscheid. Maar ik ging ervan uit dat Toon het verhaal ook aan zijn zus had laten lezen. want zij moest immers zijn afscheid regelen. Dat was niet het geval. Toon had alleen maar een envelop klaargelegd met daarin wat telefoonnummers van mensen die ze mocht bellen. Blijkbaar had hij alleen gemeld dat hij met mij zijn levensverhaal besproken had.
Wat moet dat voor zijn zus en zwager ongemakkelijk zijn geweest. Dat je op het afscheid van je broer zit en dat je niet weet wat er verteld gaat worden. Zijn kinderen waren er niet in geïnteresseerd. Die gingen zelfs een kwartiertje van tevoren nog met elkaar op de vuist. Ze waren nooit elkaars beste maten, maar om nu op het afscheid van je vader te gaan vechten? Ze zaten in de zaal gelukkig zo ver mogelijk van elkaar vandaan.
Het duizelde me een beetje toen ik mijn verhaal begon. Ik zag de kinderen apart zitten, zag de zus en zwager ongemakkelijk zenuwachtig zijn. Wat als Toon nog een laatste geintje uit zou halen en mij dingen zou hebben verteld die eigenlijk niet de waarheid zouden zijn? Heel even maar, om de boel nog een beetje te choqueren? Dat zou wel een grap zijn.
Ik krijg het Spaans benauwd als deze gedachte door mijn hoofd schiet. Maar ik kan er op dat moment niets meer aan doen. Ondanks dat het niet in mijn tekst staat, vertel ik aan het begin van de dienst nog uitdrukkelijk dat ik samen met Toon dit verhaal gemaakt heb, dat we hem citeren, dat we het verhaal hebben weggelegd. Tot vandaag. Dat is het enige wat ik nog kan doen.
Gelukkig heeft Toon geen grap uitgehaald. Ik zie instemmend geknik, ik zie een traantje van ontroering. Toon kreeg een waardig afscheid, met een herkenbare terugblik op zijn leven. Met Bijzondere Woorden en mooie muziek. Zoals hij het wilde.